Wil de echte Wijkverpleegkundige nu opstaan?
De evolutie van de wijkverpleegkundige in de rol van Wijkzuster onder de vlag van De Kruisvereniging Noord-Brabant. Een korte schets met de belangrijkste historische gebeurtenissen, de actualiteit en een doorkijk met impliciete vraag aan de professionele lezer naar de toekomst.
Toen
In de jaren 90 van de vorige eeuw zijn vele lang bestaande kruisverenigingen opgegaan in de landelijke vereniging thuiszorg (LVT).
De Kruisvereniging Noord-Brabant is daarop een uitzondering. Deze is, als overkoepelende organisatie van plaatselijke kruisverenigingen, tot op de dag van vandaag al timmerend aan een innovatieve en uitdagende weg, zelfstandig gebleven. Voor het gemak en de leesbaarheid gebruiken we in dit artikel verder de afkorting KV.
De leden van de KV laten zich in een Algemene Ledenvergadering in 2009 kritisch uit over de afnemende kwaliteit van de wijkverpleging die breed is ondergebracht bij thuiszorgorganisaties.
Als vertegenwoordiger voor zorg en welzijn van de burger, heeft de KV eveneens in 2009 via het ZonMw project Zichtbare Schakel (n.a.v. de motie Hamer, 18 september 2008) het pareltraject “Concept Wijkzuster” ontwikkeld. Doelstelling: organiseer de zorg dichtbij en vanuit de leefwereld van de burger (wijkbewoner).
Op 23 januari 2010 meldt Omroep Brabant: “Wijkzuster is terug in West-Brabant”.
De KV maakt zich sterk voor de leefwereldbenadering in de wijkverpleging; BMC Advies doet het empirisch onderzoek naar de kenmerken, bepalende factoren en meerwaarde van deze benadering. Het blijkt allereerst te gaan om een grondhouding die zich kenmerkt door alledaagsheid: zie Rapport ”Kracht van het alledaagse”, februari 2016.
In de tussentijd, in november 2014, is op initiatief van de KV samen met vijf zorgaanbieders de coöperatie Wijkzuster opgericht. Het doel daarvan is de wijkzuster een basisvoorziening te maken in iedere kern en wijk. Zij is hét aanspreekpunt op het gebied van zorg, welzijn en wonen. De wijkzuster, een legendarische titel die met de komst van de functieaanduiding wijkverpleegkundige enigszins in vergetelheid raakte, is daarmee na de herinvoering door de KV al snel te kenschetsen als een geuzennaam. De wijkzuster functioneert als onafhankelijk functionaris tussen de burgers, bij wie van de leden van de coöperatie ze ook in dienst is. Hier telt geen concurrentiebeding. Ze werkt vraaggestuurd, volledig in samenspraak met de burger en diens naasten.
Het resultaat is dat er anno 2020 een 68-tal wijkzusters actief is in Noord-Brabant. Ze zijn stuk voor stuk de spin in het web in het preventieve domein in de wijk. De wijkzuster gaat de relatie aan met wijkbewoners en andere hulpverleners op basis van vertrouwen, gelijkwaardigheid en wederkerigheid. Het concept Wijkzuster koestert, versterkt en ondersteunt de fundamenten van het leven in de alledaagse leefwereld. We hebben het dan over gezondheid, onderwijs en cultuur door Samen te Zorgen en samen kennis te delen in de wijk (Samen Leren in de Wijk 2018)
Het uitgangspunt van deze kennisdeling is de vraag van de 4e ‘O’: de opdrachtgever oftewel de wijkbewoner. De leefwereld van de wijkbewoner staat hierin centraal met zijn vraag naar welzijn/zorg/kennis.
Huidige situatie
De KV constateert helaas, dat de bredere invulling van het vak van wijkverpleegkundige, zoals zij dat conform het instituut Wijkzuster voorstaat, stagneert. Naast de financiële doelstellingen van een werkgever werkt de ‘versplintering’ van de professionele zorg- en welzijnsmarkt in diverse domeinen het gezamenlijk behalen van deze specifieke opdracht tegen. Er is weliswaar een kwaliteitskader opgesteld, waarin mensgerichte zorg de basis vormt en waarin criteria zijn geformuleerd waaraan goede wijkverpleging dient te voldoen. Maar deze criteria zijn zonder uitzondering gericht op ‘declarabele uren’.
Dit wordt door Jet Bussemaker, voorzitter van RVS onderschreven in een artikel van 14 januari 2021 in NRC door haar indrukwekkende standpunt over de huidige stand van innovatie in de zorg: “Nieuwe sympathieke initiatieven zijn te machteloos om grote veranderingen in beweging te kunnen brengen. Daarvoor zijn bestaande belangen te groot, bestaan er verkeerde financiële prikkels en is de institutionele ruimte te druk bezet met tal van organisaties met eigen normeringen en protocollen”.
Het lijkt te maken te hebben met de enorme druk op de zorgsector door enerzijds de toenemende behoefte aan zorg in de thuissituatie en anderzijds de personeelskrapte. Wijkverpleegkundigen in het algemeen – en daarmee ook de Wijkzuster – kunnen hierdoor vaak niet het verouderde concept van taakgericht verplegen overstijgen.
Zeer belemmerend en ongewenst, als we hierbij denken aan de beweging die is ingezet naar collectieve preventie. Er is een beweging nodig van de huidige focus op ziekte en zorg naar het bevorderen van gezondheid en welbevinden. Het moet minder gaan om ‘de patiënt’ en meer om ‘de mens’ en hoe hij of zij invulling wil geven aan zijn of haar leven.
Van professionals in zorg en welzijn wordt verwacht dat zij de burger begeleiden en coachen bij het versterken van haar/zijn zelfregie en betrekken van diens netwerk bij het voorkomen en omgaan met problemen. Vitaliteit is een basisbehoefte.
Er ligt dus een wettelijke taak voor de financiers: de zorgverzekeraars dienen mee te werken aan de regionale samenwerkingsstructuur om die verwachtingen te realiseren. Het is daarnaast ook wenselijk dat zorgverzekeraars zich nog actiever inzetten voor geïndiceerde en zorg-gerelateerde preventie. Beide vormen van preventie maken al deel uit van het basispakket. In de praktijk is echter niet altijd duidelijk wat de precieze taken van de zorgverzekeraar hierbij zijn en is de invulling vaak afhankelijk van de betreffende zorgverzekeraar. Dit vergt belangrijke nadere duiding van het Zorginstituut Nederland.
Hiermee is maatschappelijke kritiek op de regulering, de economisering en uitvoering van de professie aangekaart.
En zo is de ‘wijkverpleegkundige in de huidige beroepsuitoefening’ op dit moment feitelijk een ‘Thuisverpleegkundige’, die zich vooral beweegt achter de voordeur van een geïndiceerde cliënt, zonder de mogelijkheid om oog en gevoel te hebben voor de niet-geïndiceerde wijkbewoners. Zonder de kans om met hen vanuit collectief preventieve invalshoek acties te kunnen ondernemen in hun wijk. De ‘wijkverpleegkundigen’ kunnen niet vraaggericht hun werk doen. Ze moeten onophoudelijk het recht bevechten om zich adequaat te kunnen richten op de behoeftevraag die de burger hen voorlegt. En deze kwalitatieve, zogeheten “scharrelruimte” – die hen juist tot Wijkverpleegkundige (zoals de Wijkzuster) maakt – gaat kopje onder. Deze ruimte wordt simpelweg ‘niet-declarabel’ geacht! Het geeft de wijkverpleegkundige het dwingende gevoel afwijkende keuzes te moeten maken die de gezamenlijke opdracht tussen wijkverpleging en wijkbewoners ernstig belemmert en zelfs onmogelijk maakt.
Dit gaat over ons, de burgers en professionals, de formele en de informele zorg. Het in letterlijke zin naast elkaar staan, zoals in de zorgrelatie. Deze zorgrelatie die nog steeds gebaseerd is op betrokkenheid en ook op liefde voor de medemens, de naastenliefde. De zorgrelatie zal in de toekomst drastisch veranderen. Gezien alles wat er op ons, burgers van Nederland afkomt, moeten we concluderen dat deze uitdagingen groot zijn. Door een structureel tekort aan professionals, dubbele vergrijzing van de bevolking en crises van allerlei aard gaat de samenleving drastisch veranderen. In alle domeinen, zeker ook in zorg en onderwijs.
Wie heeft de sleutel tot transitie?
Professioneel leiderschap en scharrelruimte voor de wijkverpleegkundige vanuit het preventieve perspectief in de wijk zal de solidariteit erin vergroten. Een beetje net zoals vroeger, maar dan met de vorm die past bij deze tijd.
De generalist in de wijk is de Wijkverpleegkundige, noem haar 3.0, die in het absolute centrum ervan aanwezig is om daar de burger te ondersteunen bij het leren van wat hij nodig heeft om te kunnen zorgen voor zijn naasten, zijn vrienden. Samen Leren in de Wijk, allemaal. Door kennisdeling van, door en voor iedereen worden er onverwoestbare fundamenten gestort in collectieve en individuele zin. Dat dit effecten heeft zoals verminderde hoeveelheid benodigde zorg, verhoogd gevoel van welzijn en saamhorigheid, solidariteit en zelfredzaamheid wordt in menig onderzoek onderschreven (o.m. BMC 2016). Daarnaast heeft deze Wijkverpleegkundige 3.0 de rol van poortwachter en hoeder van de solidariteit en collectieve preventie in de wijk.
Solidariteit, collectieve preventie en vakmanschap in de wijk worden bereikt door kennis in de toekomst niet alleen voor te behouden aan de professional, maar te verbinden met de talenten in de wijk zodat het leren wordt van, voor en door allen. Zowel de formele als informele zorg dient faciliterend te zijn aan de behoeftevraag met betrekking tot zingevende zorg in de wijk. Dit wordt mogelijk gemaakt door kennisdeling in een lerende wijkomgeving: dichtbij, just in time en gemonitord door een generalist als spin in het domeinennetwerk.
Dit zijn de mogelijke sleutels tot de transitie in de wijkverpleging, te herkennen aan:
• Gedeeld eigenaarschap, vakmanschap en leiderschap: van wijkbewoner en wijkverpleegkundige 3.0, waarbij de laatste een herkenbare rol aanneemt. Die van de poortwachter, die solidariteit en het streven naar collectieve preventie in de wijk monitort .
• De zorgverzekeraar honoreert de behoefte aan een wezenlijk anders geoormerkte legitieme bestemming van geldstromen voor collectieve preventie.
Stof tot nadenken voor u als professional; we zijn benieuwd naar uw visie op deze geschetste nieuwe werkelijkheid. Deel deze met ons!
De Kruisvereniging Noord-Brabant